Dindagocht lieten
we Tarangire National Park weer achter ons, maar niet voordat we weer een groep
leeuwen tegenkwamen op onze laatste gamedrive. Dit was een dag met een lange
rit over slechte hobbelende wegen, want pas tegen vier uur kwamen we aan op
onze bestemming bij het meer Eyasi. In deze droge omgeving kregen we een mooie
culturele indruk van oorspronkelijk Afrika.
Als eerste gingen
we dinsdagnamiddag bij de Datoq op bezoek. Dit is een veehoudende stam die nog
leeft in grote hutten, gebouwd van dikke takken, bedekt met een mengsel van
klei en koeienvla. Mannen mogen, als ze het zich kunnen veroorloven, meer
vrouwen hebben. Hoe meer koeien, hoe meer vrouwen je kan nemen. Naast
veehouders hebben de Datoq ook een specialisme als smid. Ze maken van
afvalijzer pijlpunten voor de Hadzabe (hierover later meer) en uiteraard ook de
nodige soeveniertjes. De kinderen mochten samen met de vrouwen maismeel maken,
en samen met de mannen ijzer gieten en bewerken.
Tegen
zonsondergang zochten we een heuvel op, om van een spectalculaire zonsondergang
te genieten over het meer van Eyasi. Veel plaatselijke kinderen klommen de
heuvel op om kennis te maken, en we speelden een potje voetbal met hen, tot
groot enthousiasme.
Woensdagochtend
brachten we een bezoek aan een groep Hadzabe. De Nederlandse beschrijving is
“bosjesmannen”. Deze groep jagers leeft nog in en van de natuur. Onder invloed
van onze westerlijke zienswijze werden ooit door de regering van Tanzania
scholen en ziekenhuizen gebouwd voor deze mensen die als “zielig” werden
bestempeld. Helaas, ze brachten geen bezoek aan deze instanties, want alles waar
geen natuurlijk dak opzit wordt geassocieerd met de dood. Men wil simpelweg
vrij zijn en onderdeel van de natuur. De hutjes van de Hadzabe zijn dan ook nog
eenvoudiger dan die van de Datoq, want ze trekken nog echt rond – blijven nooit
lang op dezelfde plek.
De ervaring met
de Hadzabe werd indrukwekkender, want we mochten met de mannen mee op jacht.
Wij deden dat uiteraard niet zo snel en soepel als de mannen van de Hadzabe,
dus uiteindelijk schoten ze alleen wat klein wild (een eekhoorn en twee vogels).
Die werden midden in de bush meteen klaargemaakt (het vuur werd ook op
oorspronkelijke manier gemaakt door twee stokjes tegen elkaar aan te wrijven).
En we konden ook meeproeven; tot mijn verbazing stonden onze twee kids vooraan,
en vonden ze het zelfs lekker. De jagers vonden ook knollen, een soort zoete
aardappelen, die werden klaargemaakt. En verder zogen we aan de zure pitjes van
de Baobab-boom. Het werd zo een nuttige “live” leerervaring, hoe je in de bush
kan leven van wat de natuur geeft. De ervaring werd afgesloten met muziek, dans
en een potje boogschieten, zodat we allemaal onze eigen boogschietkunsten
konden oefenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten